De geschiedenis van de fotocamera is begonnen in de achttiende eeuw toen de zogenoemde camera obscura werd uitgevonden. De camera obscura is een donkere ruimte met in één van de wanden een klein gaatje. Via het licht dat via dit gaatje in de donkere kamer op de tegenoverliggende wand valt, wordt een beeld weergegeven van de wereld buiten de donkere ruimte. Het gaatje is dus in feite te vergelijken met de lens van een moderne camera. De grootte van het gaatje en de afstand tot het vast te leggen beeld bepalen de scherpte van de uiteindelijke foto. De eerste camera obscura had geen echte lens, wat resulteerde in een opname met oneindige scherptediepte. Het beeld werd echter wel op zijn kop afgebeeld, dus werden er spiegels toegevoegd om het beeld weer rechtop te zetten.
Het gebruik
Met name kunstschilders gebruikten indertijd de camera obscura als gereedschap voor het nauwkeurig overnemen van de werkelijkheid. Van onder andere de schilders Johannes Vermeer en Caravaggio wordt beweerd dat zij hoogstwaarschijnlijk gebruik maakten van de camera obscura.
Oude techniek
Toen in 1816 de eerste foto werd gemaakt, werd gebruikgemaakt van het principe van de camera obscura dat al eeuwenlang een bekende techniek was. Het lukte echter pas in dat jaar om de afbeelding van de buitenwereld via de donkere kamer vast te leggen als permanente afdruk. Het blijkt zelfs dat Leonardo da Vinci dit al in de vijftiende eeuw trachtte te doen. Er werd met allerhande lichtgevoelige substanties geëxperimenteerd, maar helaas zonder succesvol resultaat.
Het was pas in 1826 dat het Joseph Nicéphore Niépce voor het eerst een foto maakte welke na verloop van tijd niet vervaagde. Deze eerste echte foto had maar liefst acht uur belichtingstijd nodig en werd door Niépce heliografie genoemd. Dit betekend letterlijk vertaald “het tekenen van de zon”. Op deze foto is een vaag schuurtje te zien met een schuin dak en een openstaand raam.
De basis voor moderne fotografie
In feite is het principe van de camera obscura in alle voorbijgaande jaren hetzelfde gebleven, echter is er veel veranderd wat betreft de kwaliteit van de afdruk. Ook zijn camera’s gelukkig stukken compacter en handzamer geworden. Er zijn in deze periode veel testjes gedaan met allerhande lichtgevoelige vloeistoffen, om zo de benodigde lange sluitertijd te kunnen verkorten. Ook werd er net zo lang onderzoek gedaan totdat er een manier was gevonden om de uiteindelijke afdruk te fixeren, zodat deze niet zou vervagen naarmate de tijd verstreek.